Onmogelijke figuren

Internationale tentoonstelling in het Museum voor Hedendaagse Kunst te Utrecht in 1986 met 35.000 bezoekers.
Ter gelegenheid van deze tentoonstelling is het boek Het begoochelde oog van Bruno Ernst (pseudoniem van Hans de Rijk) verschenen bij Meulenhoff.
In 1987 is de tentoonstelling onder de naam Impossible figures naar het Stadtmuseum Rätingen in Düsseldorf gegaan.

Onmogelijke figuren zijn figuren die niet kunnen bestaan, maar die men desondanks wel kan zien. Zij prikkelen het voorstellingsvermogen en fascineren de beschouwer door hun oogbegoochelende werking. Ze openbaren iets van het wonderlijke proces van het zien, omdat ons brein een visuele conflictsituatie moet aanvaarden die in het dagelijkse leven nooit voorkomt. Tot de eersten die zich met onmogelijke figuren bezighielden behoren Oscar Reutersvärd en
M.C. Escher.

‘Onmogelijke figuren vallen in de beeldende kunst zonder twijfel onder de noemer Trompe L’Oeuil. Een bekende vorm van die categorie zijn de risailles. Voor het oog plastische, op bas-reliëf lijkende panelen in gips of steen die geschilderd zijn in grijze tinten en waar bij het schilderen rekening werd gehouden met het invallend licht in het vertrek waar het paneel werd aangebracht.
Hierdoor werkte het optisch effect optimaal.

Een andere bekende vorm van Trompe L`Oeuil is het als echt lijkend afbeelden van kleine voorwerpen zoals punaises, toegangskaartjes, kettinkjes en ook insecten.

Een onmogelijk figuur onderscheidt zich van beiden doordat zij niet daadwerkelijk in natura kan worden uitgevoerd, respectievelijk bestaat.
Reutersvärd komt de verdienste toe met de vinding van zijn triangel de renaisancistische perspectief van een extra dimensie te voorzien en daarmee ineens het manco van het platte vlak met humor te onderstrepen.

In mijn schilderij heb ik bovenbeschreven vormen samengebracht.‘


© 2007 van Brakel, Amsterdam

© 2007 van Brakel, Amsterdam