Mozaïek

Arnhemse tekenaar ‘duikt’ in marmer en cement

Een marmermozaïek in de Landbouwhuishoudschool te Brummen

Het wordt aangebracht op de drie muren van een stenen kast, welke een plaats krijgt in de hal van de school.
Het kartonnen ontwerp, dat Arnold voortdurend binnen zijn bereik heeft, vertoont het betrekkelijk abstracte beeld van een zon, schijnend op een opengaande bloem, waarvan de zaden zich verspreiden. In het mozaïek zijn felle kleuren vermeden. Wit en zwart voeren de boventoon.
‘De spanning van de lijnen moet ik handhaven’, zegt van Brakel. Het ontwerp volgt hij niet slaafs na maar is een algemene leidraad voor hem.
De voorstelling van het mozaïek is opzettelijk geen verhaaltje. Een verhaaltje raakt eens uitverteld, is op den duur niet interessant meer. Deze voorstelling is louter versierend.
De school zou men zich kunnen voorstellen als een bloem, de leerlingen als het wegwaaiend zaad. Het gladde oppervlak van de traditionele mozaïeken is hier vervallen. Hard en scherp voelt het werk aan, zodat een zekere levendigheid in het materiaal ontstaat. De beweging van de figuur is naar het midden gericht, met het oog op de gangen, die aan weerszijden lopen, zodat, van welke kant men het mozaïek benadert, steeds een afgerond geheel zichtbaar is.
‘De traditionele vormen van een mozaïek passen niet in dit gebouw’, verklaart de kunstenaar en hij vertelt van de noodzakelijkheid om de decoratieve kunst aan te passen bij de architectuur. ‘Je maakt je ondergeschikt aan de bedoeling van de architect. Een te opdringerig ding in een kleine ruimte is funest voor die ruimte.’

Tekst en afbeeldingen uit het artikel Steentje voor steentje van Het Vrije Volk (1958).

© 2007 van Brakel, Amsterdam

© 2007 van Brakel, Amsterdam